In 1848 werd de onderwijsvrijheid vastgelegd in onze grondwet. Dat had heel wat voeten in de aarde. Er waren voor- en tegenstanders. Er waren mensen die graag zagen dat alle kinderen in Nederland hetzelfde ‘neutrale’ onderwijs kregen, weliswaar met ‘christelijke deugden’, maar niet met de God van Bijbel. Ook waren er ouders die onderwijs wilden dat hen in staat stelde hun doopbelofte na te komen. Van de overheid kregen ze daarvoor geen ruimte.
Naar vrijheid van onderwijs
In schuren en huizen organiseerden zij clandestiene schooltjes. Regelmatige botsingen met de overheid waren het logische gevolg. Daarom was dit geen oplossing. Toch stonden deze ouders in hun recht waar het hun verantwoordelijkheid tegenover God aanging. Hun roep om vrijheid van onderwijs was terecht. Alleen als zij de vrijheid kregen zelf het onderwijs voor hun kinderen te kiezen, konden zij werkelijk gestalte geven aan de verantwoordelijkheid die zij voelden. Groen van Prinsterer vervulde een sleutelrol bij het vastleggen van de onderwijsvrijheid in onze Grondwet. Sinds 1848 is wettelijk duidelijk dat het onderwijs van de ouders is. Dat principe is een fundament onder het keuzerecht van ouders.
Terug naar af?
Waar de overheid zich bezighoudt met het onderwijs zou dit principe altijd het vertrekpunt moeten zijn. Toch verwijdert het huidige denken van de overheid zich van dit uitgangspunt. Zij eigent zich meer en meer het monopolie op het onderwijs toe. Dit beperkt de vrijheid van docenten en scholen, maar het bedreigt ook de vrijheid van ouders om te kiezen voor onderwijs dat in overeenstemming is met hun geloofsovertuiging. Dit gevaar wordt concreet door een aantal beleidsvoornemens die staatssecretaris Dekker die op 29 september 2014 worden besproken in de Onderwijscommissie van de Tweede Kamer.
Beleidsvoorstellen
De staatssecretaris deed zijn voorstellen naar aanleiding van een rapport van de Onderwijsraad over artikel 23 van de Grondwet. Hij denkt na over vijf onderwerpen die de keuzevrijheid van ouders raken: het afschaffen van het signatuurvervoer, de mogelijkheid om basisscholen van kleur te laten verschieten, richtingvrije planning, acceptatieplicht en het laten vervallen van de mogelijkheid van richtingbedenkingen. We lichten drie daarvan toe.
Signatuurvervoer
Staatssecretaris Dekker wil af van het leerlingvervoer op basis van geloofsovertuiging (signatuurvervoer). Hij vindt dat ouders de financiële gevolgen van de keuze voor levensbeschouwelijk onderwijs zelf moeten dragen. Leerlingvervoer hangt samen met de vrijheid van ouders om zelf een school te stichten of te kiezen. Vervalt het signatuurvervoer, dan zal een deel van de ouders zich voor een serieus probleem gesteld zien. Op het oog vooral financieel, maar het gaat dieper. Het raakt de vraag welke rol de geloofsovertuiging nog mag spelen bij de keuze van een school. Als de staatssecretaris groen licht krijgt, welke mogelijkheden hebben gedupeerde ouders dan nog?
Richtingvrije planning
De staatssecretaris wil richtingvrij plannen mogelijk maken. Dit heeft voor- en nadelen. Het is nog onduidelijk wat de gevolgen zijn voor scholen met een uitgesproken identiteit. Behouden zij hun status aparte? Zij hebben vrijheden die hen, in beperkte mate, in staat stellen om hun identiteit in de inrichting van het onderwijs tot uitdrukking te brengen. Het begrip richting is het fundament onder die vrijheden. Hoe worden deze vrijheden gewaarborgd als het begrip richting aan betekenis inboet of vervalt? Wat biedt ouders de garantie dat het onderwijs op een richtingvrije school in lijn is met hun geloofsovertuiging?
Sluitstuk onderwijsvrijheid
Vanaf de eerste Leerplichtwet van 1900 hield de overheid rekening met gemoedsbezwaarde ouders door de mogelijkheid tot vrijstelling vanwege gewetensbezwaren tegen de richting van het onderwijs. Dit vindt zijn oorsprong in de godsdienstvrijheid en het is het sluitstuk van de onderwijsvrijheid. Uitgerekend deze mogelijkheid wil staatssecretaris Dekker laten vervallen.
Hoewel de wet hen daartoe niet verplicht geven ouders met richtingbedenkingen hun kinderen zelf onderwijs. Door de eeuwen heen gaf juist dit huisonderwijs ouders een mogelijkheid om in moeilijke tijden te kiezen voor onderwijs dat in lijn was met Gods Woord. De staatssecretaris sluit nu eerst de nooduitgang en beperkt ouders daarna, door zijn verdere beleidsvoorstellen, tot de door hem gestelde ruimte. Het is daarom niet alleen voor de betrokken ouders, maar voor iedereen die het bijzonder onderwijs een warm hart toedraagt belangrijk dat de mogelijkheid tot richtingbedenkingen behouden blijft. Alleen dan wordt de keuzevrijheid gegarandeerd van ouders die bewust kiezen voor onderwijs dat in lijn is met hun geloofsovertuiging.
Ing. Erna J. Stelma-de Jong
Stichting Christenen voor Onderwijsvrijheid